‘Situatie Syrië veel erger dan gedacht’
De situatie in Syrië is veel erger dan aanvankelijk werd gedacht. Dat zegt Merlijn Stoffels, woordvoerder van het Rode Kruis. Merlijn Stoffels was van 19 t/m 24 april 2013 in Syrië, om informatie in te winnen bij zijn collega’s van zusterorganisatie de Syrische Rode Halve Maan en het internationale Rode Kruis over de hulpverlening in het land. De Syrische Rode Halve Maan coördineert de hulpverlening vanuit het hoofdkantoor in Damascus. Vanuit daar werken zij met een netwerk van allemaal kleinere kantoren, verspreid over het land.
Slachtoffers
Ruim twee jaar na het uitbreken van het geweld in Syrië is de humanitaire nood groter dan ooit. De burgerbevolking lijdt zwaar onder het conflict en worstelt om het hoofd boven water te houden. De levensomstandigheden verslechteren continue, zonder duidelijk uitzicht op een oplossing of einde aan de gevechten. Volgens de Verenigde Naties is het aantal slachtoffers sinds de opstand tegen het regime van president Bashar al-Assad gestegen naar 6,8 miljoen mensen. Daaronder zijn 3 miljoen kinderen. Het dodental zou volgens het Syrisch Observatie Centrum, dat huisvest in Londen, de grens van 70.000 zijn gepasseerd.
Merlijn Stoffels hield een dagboek bij van zijn bezoek aan de hulpverlening in Syrië. Hieronder lees je zijn ervaringen.
Zaterdag 20 april. Mortierinslag
Vanmorgen vertrokken we vanuit een fris en regenachtig Beirut naar Damascus. Een prachtige route door het hooggebergte. Je zou bijna vergeten dat we onderweg zijn naar een land dat wordt geteisterd door een gruwelijke burgeroorlog. Bij de grens in Libanon is het een drukte van belang. Je zou verwachten dat de mensen vooral het land uit willen, maar bij dat loket is het juist rustig. Met een auto van de Syrische Rode Halve Maan en in bezit van een visum, gaat het allemaal relatief snel. We rijden onder de foto’s van Assad en zijn vader door, met de tekst welkom in Syrië. We zijn binnen.
We passeren onderweg naar Damascus meer dan 10 wegversperringen. Steeds weer worden de kofferbakken gecontroleerd door militairen. Onze chauffeur gebruikt humor om het ijs te breken en het proces te versnellen. Zo maakt hij een grap over de muziek van Damascus, als we op de achtergrond mortiergranaten horen afschieten. Er lijkt in ieder geval op deze route wel respect te zijn voor de hulpverleners. In ons hotel Cham Palace in Damascus, blijken we een van de weinige gasten te zijn.
’s Middags laten we ons bijpraten door hulpverleners van het Internationale Rode Kruis. Tijdens het gesprek horen we steeds raketten afschieten en bommen ontploffen. Niet in de stad verzekeren ze ons, maar wel in de buurt. De oppositie groepen blijken het centrum van de stad dicht te zijn genaderd, op zo’n zes kilometer afstand van het centrum. Grote delen van de buitenwijken rondom Damascus zijn inmiddels in handen van de oppositie. Toch is het nu relatief rustig is de stad, zo blijkt uit de verhalen van onze collega’s, want twee weken terug waren de mortiergranaten ineens in de wijk waar de kantoren van het Rode Kruis en de ambassades zijn, vlakbij het centrum. De hulpverleners moesten uren onderduiken.
Zondag 21 april. 60% werkloos
Na een veiligheidsbriefing vertrekken we naar Jaramana. We bezoeken een kliniek, een ambulance post, een distributiecentrum van de Syrische Rode Halve Maan (SARC) en een opvangcentrum opgezet in de catacomben van een voetbalstadion. Ook laten we ons bij het regiokantoor bijpraten over de situatie in Rural Damascus, waar de hulpverlening wordt gecoördineerd in het gebied tussen Damascus en Irak en Jordanië.
Uit de gesprekken met de hulpverleners blijkt hoe gedreven ze zijn. De meeste vrijwilligers maken werkdagen van 12 uur. Alleen de medische hulpverleners mogen maximaal 8 uur werken. Hun werk is te zwaar. Ze rijden met ambulances naar de plekken waar wordt gevochten om de slachtoffers van geweld te helpen. Omdat veel klinieken en ziekenhuizen niet meer bereikbaar zijn, omdat de wegen te gevaarlijk zijn, helpt SARC met mobiele klinieken de mensen in acute nood bijvoorbeeld bij een hartaanval, zwangere vrouwen. Ook zorgen ze dat de mensen die een chronische ziekte de medicijnen krijgen die ze nodig hebben. Dat is vaak van levensbelang. Tot slot geven ze voorlichting om uitbraak van ziektes te voorkomen.
De hulpverleners maken zich grote zorgen over het gigantische tekort aan voedsel- en hygiëne pakketten. In Rural Damascus zijn meer dan 1 miljoen geregistreerde vluchtelingen. Slechts 20% daarvan krijgen op dit moment voedselhulp. Het aantal mensen dat matrassen, dekens en zeep ontvangen is nog veel kleiner. Terwijl het aantal vluchtelingen naar het gebied alleen maar blijft toenemen. De hulporganisaties concentreren zich op dit moment vrijwel alleen op de vluchtelingen, omdat daar de nood het grootst is. Er is daarnaast nog een vergeten groep; de werkelozen. Door het aanhoudende geweld, heeft inmiddels zo’n 60 procent van de bevolking geen werk. Ze hebben hun winkels en bedrijven moeten sluiten omdat de aanvoer van spullen zo goed als onmogelijk is geworden. Of omdat ze werkten in winkels en bedrijven die nu vernietigd zijn. Deze groep komt niet in aanmerking voor hulp, terwijl de problemen voor hen ook levensgroot zijn.
Maandag 22 april. Militaire poppetjes
Vandaag de dag vroeg gestart met een interview met het NOS Radio1 Journaal. Ik vraag me na dit soort interviews altijd af of het lukt om de humanitaire catastrofe goed over te brengen. Mijn bezoeken vandaag hebben mij opnieuw gesterkt in de overtuiging dat het drama veel groter is dan we tot nu toe hadden gedacht. Het conflict raakt inmiddels bijna iedere Syriër van arm tot rijk. Iedereen heeft zijn eigen verhaal over dode en gewonde familieleden, het kwijtraken van huis en werk of de enorme inflatie. De voedselprijzen zijn sinds het begin van het conflict inmiddels al verdriedubbeld.
We bezoeken een huis waar nauwelijks daglicht is en geen elektriciteit. Bij de ingang staat alleen een kaars. In het huisje wonen vier families, bestaande uit zo’n dertig mensen. Met tentdoeken hebben ze een soort kamers gemaakt voor de vluchtelingen. Ze slapen in toerbeurten omdat er niet genoeg ruimte is om met z’n alleen tegelijk te slapen. Bij het volgende gastgezin is de situatie wat beter. Ook daar vier families. Alle drie kamertjes van twee bij drie zijn bezaaid met matrassen. De kinderen kunnen tot hun verdriet al een half jaar niet naar school. De kinderen hebben alleen hun kleding mee kunnen nemen toen ze moesten vluchten. Als ik ze vraag wat ze het meeste missen, zegt de kleinste: “Mijn militaire poppetjes.”
Woensdag 23 april. Knoop in mijn buik.
Onderweg naar de ambulancepost van de Syrische Rode Halve Maan, Zhahira. iezen om met de fiets naar het werk te gaan. Deze ambulancepost hebben we vorig jaar ook bezocht. De situatie is totaal veranderd vertellen de vrijwilligers. Toen reden de ambulances nog af en aan naar omliggende steden, zoals Homs en Idlib om hun collega’s te ondersteunen als er teveel gewonden waren. Nu is dat door het grote aantal wegversperringen niet meer mogelijk. Vanuit dit crisiscentrum bedienen ze nu alleen Damascus en de buitenwijken van de stad, waar ze hun handen aan vol hebben. De verhalen van de vrijwilligers zijn niet optimistisch. De gebieden waar zwaar gevochten wordt zijn moeilijk te bereiken. Meestal lukt dat , maar als het echt niet kan dan geven ze telefonisch instructies hoe ze de gewonden moeten worden geholpen. Met als gevolg dat regelmatig mensen onnodig sterven.
Als er toestemming is van de strijdende partijen, is dat geen garantie voor veiligheid van de vrijwilligers. Vorige week nog werd een ambulance inclusief de verpleegkundigen en artsen aangehouden en mochten niet meer weg. Na onderhandelingen werden SARC vrijwilligers vrijgelaten. De ambulance moesten ze achterlaten. Vandaag kwam de melding binnen dat de ambulance was gesignaleerd met gewapende mannen aan boord. In een persverklaring waarschuwde de hulporganisatie vandaag dat deze ambulance niet meer in bezit is van SARC Verwarring hierover is levensgevaarlijk. Hulpverleners lopen daardoor het risico onderdeel te worden van de strijd en te worden beschoten.
Als we naar buiten lopen zie ik foto’s hangen op canvas van begrafenissen van hulpverleners. Ik bedenk me dat de mensen die ik vandaag heb gesproken de volgende kunnen zijn. Tijdens deze laatste avond van ons bezoek aan Syrië horen we opnieuw veel knallen. Dit keer wat dichterbij. Geen mortier geschut, maar helikopters die beschietingen uitvoeren. In bed besef ik me dat bij elke knal weer Syriërs gewond raken en dood gaan en dat onze hulpverleners erbij zijn. Met een knoop in mijn buik ga ik slapen.
Donderdag 24 april. Stille kracht
Op de valreep nog een bezoek aan de collega’s van het Internationale Rode Kruis voordat we vertrekken uit Syrië. De hulpverleners zijn erop getraind om in de meest gevaarlijke situaties in oorlogsgebieden te kunnen werken. Als we aan komen lopen staat een colonne Rode Kruis auto’s met logo’s en vlaggen klaar om te vertrekken. Een indrukwekkend gezicht. De hulpverleners laden de laatste hulpgoederen in. Ze gaan vandaag een bezoek brengen aan Zakyah en Der Ghabia waar de afgelopen dagen flink gevochten is. Zo’n 30.000 mensen uit deze steden zijn naar het nabijgelegen Al Kiswah gevlucht. In die stad zaten al 40.000 vluchtelingen. Het team gaat kijken wat er nodig is in de steden en hulpgoederen brengen.
Binnen worden we bijgepraat over het werk van het Rode Kruis. Ze vertellen me dat de vrachtwagens af en aan rijden over de frontlinies naar oppositiegebieden, maar ook in de regeringsgebieden. Want ook daar zijn de noden gigantisch. Alleen in Damascus en “Rural Damascus” zijn al 1,5 miljoen vluchtelingen. De hulpverleners tekenen voor ons op de landkaart van Syrië wie waar aan de macht is. Wat opvalt is dat er niet een duidelijke grens is tussen beide gebieden. De meeste steden zijn in handen van de regering Assad. De gebieden daaromheen in handen van de oppositie. Met de groene stift tekent de Rode Kruis collega allemaal rondjes op de kaart. Dat zijn oppositie gebieden midden in regeringsgebied. Als convooien bijvoorbeeld naar Aleppo willen om hulpgoederen uit te delen moeten ze steeds weer ‘grenzen’ oversteken. Daarvoor is toestemming van alle strijdende partijen nodig. Geen makkelijke opgave als je je bedenkt dat er tientallen, zelfs honderden groepen zijn waarmee je in de hulpverlening te maken krijgt als je door het land reist. De hulpgoederen worden vervoerd naar de 86 kantoren van de Syrische Rode Halve Maan en van die opslagplaatsen verspreid over de rest van het land. De 11.000 vrijwilligers registreren de vluchteling en delen de hulpgoederen uit. Overigens niet alleen van het Rode Kruis, maar ook van bijvoorbeeld Unicef en andere hulporganisaties. Een enorme operatie en een geoliede machine, waarbij politieke voorkeur en afkomst geen rol spelen. Iets om trots op te zijn vind ik.
Het is tijd om terug te keren naar Libanon en morgen naar Nederland. Wat rest is het antwoord op de vraag die ik mezelf stelde toen ik vertrok naar Syrië. Is er nog wat over van de stille kracht van de Syriërs, de gedrevenheid en gastvrijheid. Ik kan deze vraag niet anders beantwoorden dan met een volmondig ja.